Biografie
Mijn naam is Marjan Booy,
ik ben zowel in Nederland als in Finland
woonachtig,
9 februari 1956 werd ik geboren te Rotterdam,
ik ben
getrouwd en ben moeder van twee kinderen.
Tot in mijn 17e levensjaar
groeide ik in Rotterdam-Lombardijen op. Het was een nieuwbouwwijk aan de
rand van Rotterdam.
De korenvelden en polder zag ik langzaam veranderen
in een beton- en stenen leefomgeving met steeds drukker wordend verkeer.
Ik was een verlegen maar nieuwsgierig kind. Ik leerde graag en goed,
maar school was een plaats van teleurstelling en verveling.
Op
vrijdagmiddag mochten we zelfverzonnen toneelstukjes spelen. Dat maakte me
tot iemand die het voortouw nam:
verzinnen , regisseren, rol verdelen en
zelf meespelen, verzorging van kleding en rekwisieten, ik deed het allemaal
met grote vanzelfsprekendheid.
De middelbare school verliep moeizaam;
Beginnend bij VWO lukte het me uiteindelijk om een MAVO-diploma te behalen.
Alsnog het HAVO-diploma halen, bleek geen succes, mijn ouders vonden dat het
genoeg geweest was en ik verliet het huis om de verpleging in te gaan.
De Dr. Mr. Willem van den Bergh-Stichting was een dorp, in het leven
geroepen speciaal voor mensen met een verstandelijke beperking.
Het was
en is gelegen in de duinen tussen Nordwijk-Binnen en Katwijk aan Zee.
Ik
ging in de toen zo geheten Zwakzinnigenzorg werken.
De aanblik van
zoveel misvormde ,geschonden en afwijkende mensen schokte me in het
begin.Maar al gauw bleken ze in charme en ongecensureerd gedrag eerder aan
te trekken dan af te stoten. Dat je voor de omgang met hen aan woorden
nauwelijks iets had maar dat je voor het contact ongeveer heel je wezen
moest inzetten.....voor mij maakte dat het werk bijzonder aantrekkelijk. Ik
voelde me wakker worden en ik voelde me volledig met deze 'kinderen'.
Volledig was ook hoe ik de mens in al zijn facetten moest leren aanvaarden
en verzorgen:
geweld, vuil en ongegeneerd gedrag...het kwam allemaal aan
de orde.
Maar ik leerde daar wat ik later telkens weer bevestigd zag:
Er is meer wat ons verbindt dan wat ons scheidt. Diversiteit is een
veelkleurige rijkdom maar in ieder mens huist die kern,
de plaats waar
onze vitaliteit stroomt,
waar we deel hebben en deel zijn van de enorme
in-en uitademing van het leven en van het eeuwige
en waar we volwaardig
zijn, onbetwiste waardigheid hebben.
De aard van het werk beviel me,
mijn mogelijkheden vond ik te beperkt.
Ik kwam in contact met het werk
van danseres en danspedagoge mevrouw Kassels Kroon te Vlaardingen.
Zelf
had ze haar plaats in de danswereld moeten bevechten ;
dat bracht haar er
toe dans voor o.a. gehandicapten toegankelijk te maken.
Haar (parttime)
opleiding , MuziekHeilkunde en Bewegingsleer heb ik een jaar lang gevolgd.
Ik deed dat in hetzelfde jaar dat ik naar school ging om Akte B in het
kleuteronderwijs te halen.
Om aan geld te komen 'liep' ik een
bakkerswijk te Dordrecht waar ik inmiddels woonde.
Voor Akte A had ik
de 3 jaren daarvoor, de Christelijke Opleiding tot Kleuterleidster, de
Voorpost te Rotterdam bezocht:
het certificaat wat Paula Kassels kon
uitreiken had voor veel instituten weinig betekenis,
een pedagogische
aantekening had dat wel.
De opleiding aan de Voorpost bleek al gauw meer
dan een route ergens naartoe:
ik vond er wat ik altijd gemist had op
school: uitdaging, onderzoek, verrijking, plezier, intrinsieke motivatie.
Ik studeerde zonder financieel support, had nauwelijks geld maar nog staat
me het gevoel van luxe bij:
de luxe van het naar school gaan en je
horizon te verbreden met zoveel plezier.
Prive was het een tijd van
uitvinden wie ik was; dat proces verliep onorthodox en avontuurlijk.
Op school school adviseerde de lerares 'Spreken', om niet haar aanbod, maar,
in plaats daarvan, zanglessen te volgen.
Die mededeling sloeg in als een
donderslag bij heldere hemel:
altijd was zingen een liefde geweest.
Ik werd me ineens bewust van het grote verlangen om daar m'n leven van te
maken.
Ik ging zanglessen volgen.
Zomer 1980 werd me een baan als
kleuterleidster aangeboden.
Aan het conservatorium was ik niet toegelaten.
Dat bracht me niet van m'n verlangen af;
het zou gewoon wat langer duren
en niet zo vanzelfsprekend verlopen.
Ik aanvaardde de baan, verhuisde
naar Breda en ik stortte me met overgave in het werk als kleuterjuf.
In
ieder kind een wereld te ontdekken,
daarbij de rol van degene die de
wereld openmaakt,
niet alleen voor de kinderen maar, via hen, ook telkens
weer voor mezelf.
Het was hard werken. Het was een groot genot.
In
Breda leerde ik Jan de Breet kennen;
hij gaf me de kans solo te zingen
met als begeleiding een Barokorkest.
De sensatie van dat grote geluid om
me heen....
er , zonder versterking overheen kunnen zingen,
gewoon,
zonder één of ander wonderlijk ingrijpen in hoe ik zong
alsof ik de weg
al heel lang had geweten zonder het me bewust te zijn.
Ik leerde ook
Daan Manneke kennen, dirigent en componist.
Ik mocht een poosje meezingen
in zijn 'Capella Sine Nomine',een uitstekend kamerkoor.
Ik maakt kennis
met oude muziek, een tot dan toe onbekend gebied.
Daan was een begeesterd
mens, hij heeft me 'oren gegeven',
Josquin des Prez, Thomas Tallis, er
ging een wereld voor me open,
maar helaas bleek het nagenoeg geen noten
kunnen lezen een onoverkomelijk obstakel;
ik moest vertrekken, echter, de
behoefte om meer te leren was geboren.
Het werk leerde me eveneens
nieuwe dingen omtrent mijn stem:
ik kreeg te maken met drukke en
chaotische kinderen.
Later kwam daar het probleem van de buitenlandse
kinderen bij:
heel jonge kinderen die het Nederlands niet konden verstaan.
Kinderen voor wie het moeilijk was om concentratie op te brengen;
in een
schoolklas te kunnen functioneren.
Zingen en vertellen bleken een welkome
uitkomst:
zingen bundelde de ongebreidelde energie,
we zongen tijdens
allerlei bezigheden; het bood sfeer, rust en saamhorigheid.
De expressie
van mimiek en stem tijdens het vertellen,
maakte dat ook kinderen die de
woorden niet verstonden toch geboeid luisterden.
De veelvuldige herhaling
van de vertellingen maakte het deze kinderen mogelijk om de taal op te
pikken.
Voor mij kreeg het de functie die ik later in het studeren van
liederen terugvond:
de vertelde stof werd rijker, de opgeroepen beelden
interessanter,
al vertellend kwam ik in het verhaal op plekken die ik er
niet vermoed had.
Die intensivering was niet alleen in het voordeel van
de buitenlandse kinderen;
de geboden gelegenheid zich te verdiepen was
voor iedereen goed.
Het non verbale communiceren wat ik in de Z me eigen
had moeten maken,
bood me hier heel plezierige mogelijkheden.
Ik
leerde in Breda meer mensen kennen,
zong mee in diverse koren, had les
aan de muziekschool.
Uiteindelijk kreeg ik de kans om een solo concertje
te geven.
Twee vriendinnen, Carolein Smit en Ieneke van Doorn,net klaar
met de kunstacademie,
leefden zich uit met kostuums en decors. Geer
Pouls stelde z'n galerie ter beschikking.
Het was het begin van een
langere periode met solo-werk.
Na een aantal jaren deed ik nog eens
toelatingsexamen aan het Brabants Conservatorium
Ik werd toegelaten in de
vooropleiding.
De vakopleiding deed me Henk de Croon leren kennen; leraar
theoretische vakken.
Al snel bestond er tussen ons een grote en vrolijke
vriendschap.
We trouwden een klein jaar later.
De geboorte van mijn
dochter Susan deed me mijn werk als kleuterjuffrouw beëindigen.
Studeren
aan het conservatorium gebeurde a.h.w. tussen het eten en de afwas.
Henk
had twee aandacht vragende banen; binnen drie jaar werd ook Jonathan geboren.
Het leven was druk, het huwelijk moeilijk, het moederschap intensief.
1994 deed ik met goed gevolg eindexamen. Het was een paar maanden voor mijn
vader stierf.
Henk huldigde de idee dat binnen een huwelijk slechts
plaats was voor één carriere.
Het vlotte dan ook niet zo met de mijne.
Toch was er sprake van een behoorlijke lespraktijk
en had ik een solo in
een kleine barok-opera.
In de grote evenementen van Opera in Ahoy (gigantisch
opgezette opera's in Rotterdams grootste sport-arena)
kreeg ik de kans om,
zingend in het koor, mee te doen aan bekende werken als 'Carmen', de 'Aïda'
en meer.
Later werd dat tot zingen bij het 'Brabant Koor', een koor
bestaande uit professionele zangers en goede amateurs.
Het instuderen
onder Louis Buskens was niet alleen inspirerend; Louis was een mens met veel
en uitgebreide kennis
en dat met liefde. In hem leefde het grote
verlangen die kennis te delen.
Zo was zingen in het 'Brabant Koor' een
welkome voortzetting van en aanvulling op mijn opleiding tot zangeres/musicus.
De prachtige werken die ik heb leren kennen; bekend raken met tot dan toe
voor mij onbekende componisten,
maar ook de muzikale genialiteit leren
kennen van zgn afgesleten, tot stadion- verworden melodiën,
heerlijk om
dat allemaal te mogen doen. De uitvoeringen die uiteindelijk met andere zeer
grote dirigenten plaatsvonden,
leerden me dat zoveel opvattingen mogelijk
zijn en dat ze elkaar niet tegen spreken.
Spannend om telkens een andere
hand, een ander idee te zien slaan. Zoveel manieren om te zingen.
Het
conservatorium nam me iets af. Ik heb hard moeten werken om het terug te
krijgen:
Het spontane genoegen van het zingen, de vrede waarmee het
zingen me vervulde, de eigen stem.
Onzekerheid en stemfalen deden hun
intrede.
Het veld van mijn stem leek een ontoegankelijk domein. Een bron
van verdriet.
Ik leerde andere opvattingen kennen.
Met Jody
Gilbert had ik in Breda ooit een workshop gedaan.
Dat brak even het
isolement open;
er waren zoveel meer mogelijkheden om met je stem tot
expressie te komen.
Dr.Rebecca Stewart werd als docente oude en
modale muziek aan het conservatorium aangesteld.
In haar opvattingen
herkende ik mijn oude liefde voor het zingen.
Helaas mocht ik geen
vervolgopleiding bij haar volgen.
Wel kreeg ik de kans om via werkweken
en Master Classes aan haar lessen deel te nemen.
Via die weg kreeg ik ook
de kans om even te werken met mensen als Paul Hilliard. Niet voor niets een
grootheid.
Ik merkte: hoe groter de mens in zijn kunde en kennis,
hoe
liever ook zijn verlangen om een ander te laten delen daarin.
Het niveau
van die ander vormt daarin geen belemmering: het gaat om liefde en
begeestering.
Improviseren in Jazz met Frans van Hoek; ik werd
meegevoerd, vergat m'n beperkingen; de ruimte was groot.
Via Frans kon ik
deelnemen aan een workshop met Meredith Monk, stemkunstenares,
componiste
van klank-opera's.
Ze bleek de lerares van Jody Gilbert en ze was een
grote inspiratie.
Ik durfde meer aan m'n eigen muzikale opvattingen toe
te geven;
het commentaar van de meer gevestigden wat vaker te laten voor
wat het was.
Rebecca vertelde over haar jaren in India. Over Dhrupad,
het zingen in zuiverheid;
hoe het haar bij de kern van haar stem
gebracht had.
Toen ik een paar jaar later Marianne Svasek leerde kennen;
docente Dhrupad-zang, heb ik geen moment geaarzeld.
Nog steeds is ze mijn
lerares.
Met een tanpura leer ik mezelf te van klank voorzien:
de
volle boventonen waarin je stem meezingt.
Aan de modale techniekdagen,
twee volle dagen zingen en studeren in de synagoge van Tilburg,
georganiseerd en gegeven door Rebecca Stewart en Maria Wieggers,
neem ik
regelmatig deel.
Aan het einde van mijn eerste zwangerschap kwam
Danny Becher als gastdocent naar het conservatorium.
Hij liet ons kennis
maken met Klankschalen, Gongs, Indian Bells en boventoon zingen.
Hij
demonstreerde, liet ons uitproberen, gaf instructies en besloot met een
concert.
De wereld van klank waarmee hij ons in aanraking bracht,
en
waarbij hij helemaal niet uitging van zangtechnische beperkingen en
mogelijkheden,
èn het concert waarin zijn stem als een zilveren vogeltje
de boventonen een melodie liet zingen,
samen met zijn 'gewone' stem;
ik werd er helemaal gelukkig van.
Toen ik de opgedane kennis ging
uitproberen,
bleek dat ik de ongemakken van een ver gevorderde
zwangerschap èn van de bevalling er heel goed mee op kon vangen.
Boventoon zingen brengt het hele lichaam in een rustige balans zonder
daarbij tot passiviteit te vervallen.
Het maakte het eerste intieme begin
van de op handen zijnde geboorte van mijn dochter tot een heel mooie
ervaring.
Deelname aan een symposium over kunstonderwijs in Saksala
Art Radius,
bood me de kans mijn inmiddels zeer eigen ideëen over muziek-en
zang onderwijs,
via een workshop uit te dragen.
Wat toen aarzelend
begon, ben ik in Nederland door gaan zetten.
Ik kreeg de kans op Willen
II, middelbare school met veel aandacht voor beeldende kunst en
podiumkunsten.
Met een aantal leerlingen en leerkrachten hebben we een
week op Saksala Art Radius doorgebracht.
Ik verzorgde gastworkshops
voor allerlei groepen en bij diverse gelegenheden.
Sommige van die
workshops groeiden uit tot een serie lessen.
Aan de behoefte om met
m'n stem als solist een podium te vullen,
werd voldaan door te lezen ten
behoeve van 'anderslezenden', voor ons : de blindenbieb.
Een aantal jaren
kreeg ik de kans om daar te doen wat ik thuis ook graag deed: voorlezen.
Het was een vak op zich; wederom veel te leren.
Toen de regering de
subsidie zodanig beperkte dat voor de studio in Tilburg geen plaats meer
was,
ben ik met een collega bij 'Bloesem' terecht gekomen;
een door
Naïma Boukou opgericht huis voor buitenlandse vrouwen in een probleemwijk in
Tilburg.
Al bij de kennismaking ontdekte ik hoe sterk zingen de vrouwen
bij hun emoties bracht.
Eigenlijk hadden alle vrouwen die bij Bloesem
kwamen een leven vol van pijn en grote moeilijkheden.
Bloesem gaf hen de
mogelijkheid zich wat te ontspannen, zich soms te laten verzorgen,
samen
eten klaar te maken of feest te vieren.
Het wekelijkse zingen bracht
plezier maar maakte ook veel los.
Naïma was blij met de positieve
invloed die mijn bezoeken op de vrouwen had.
Ik heb bij de vrouwen van
Bloesem veel moed en grote kracht gezien.
en ik heb het hartelijkste
welkom en de liefste vriendschap ondervonden.
Het is er nog steeds en het
heeft ook mij sterker gemaakt.
De taal van het zingen heeft ons
steeds dichter tot elkaar gebracht.
Het lied uit de eigen cultuur geeft
mensen kracht. Het brengt ze thuis in een omgeving die de hunne niet is.
Samen eten , zingen en dansen, geven in de beleefde vreugde en saamhorigheid,
een enorme dosis positieve energie om de vaak niet geringe problemen waar
deze vrouwen voor staan , aan te kunnen.
Maar ook de stroom die op gang
komt, ons doorspoelt en die,
zoveel sterker als het samen wordt beleefd,
de neerdrukkende krachten opruimt,
het gemoed vrolijk maakt en
zelfvertrouwen herstelt.
Na 22 jaar huwelijk, de kinderen
meerderjarig en min of meer zelfredzaam,
kon ik toegeven aan mijn
bevinding dat het leven op deze manier niet goed voor me was.
Na diverse
burn-outs en een paar ernstig ziek te zijn geweest,
nam ik de gelegenheid
om ergens anders te gaan wonen.
Finland bood me de gelegenheid en ik wist,
na een flink aantal bezoeken,
dat ik van het land hield.
Ik vond er
rust en inspiratie en de gelegenheid om tot mezelf te komen.
De mensen
die ik leerde kennen vond ik aardig, de manier van leven leek me te passen,
ik voelde me gelukkig.
Het huwelijk is nooit beëindigd, het gezin
niet gebroken.
Mijn weggaan heeft de oude kameraadschap doen herleven.
Voortaan woon ik op twee plaatsen.
Ik deel ze met mijn gezin.